vrijdag 8 augustus 2008

Hoe kunnen we het beste starten?

Taal in beeld is een nieuwe taalmethode. Dat betekent dat veel scholen er voor het eerst mee gaan werken. De vraag 'Waar moet ik op letten als we starten?' wordt daarom veel gesteld. Hierbij een lijst met aandachtspunten als startpunt van een succesvolle implementatie.
  1. Lees het algemeen gedeelte van de handleiding zorgvuldig door. Door het algemeen gedeelte van de handleiding goed door te nemen, krijgt u een goed beeld van de methode. Vaak is er een dergelijke handleiding niet door te komen. Bij Taal in beeld is dat anders, want in minder dan 15 pagina's weet u alles.

  2. Gebruik de jaarplanning. Gebruikers van Taal in beeld krijgen ieder jaar een jaarplanning die afgestemd is op hun regio. Download deze jaarplanning en plan de lessen zoveel mogelijk in het verlengde van dit overzicht. Hiermee realiseert u dat er geen tijdsdruk gaat ontstaan en dat alle basisleerstof op een verantwoorde manier aan de orde gaat komen. Bij spelling realiseert u tevens een goede afstemming van de aangeboden leerstof op de ingeplande Cito LOVS-toetsen. U vindt de jaarplanning op de volgende webpagina: http://www.taalinbeeld.nl/zwijsen/show/id=214023.

  3. Bepaal in welke organisatievorm u de taal- en spellinglessen aan wilt bieden. U heeft de keuze tussen zelfstandig individueel, zelfstandig in duo's (samenwerkend leren) of begeleid (aan een groepje of klassikaal). Uiteraard kunt u hierbij ook differentiëren tussen kinderen. De goede presteerders die uw instructie niet nodig hebben, kunnen de hele les zelfstandig maken. Met de middelmatige presteerders die wel een korte en bondige instructie nodig hebben, doet u de fase 'op verkenning' en 'uitleg' samen. Daarna laat u ze zelfstandig de leerstof verwerken (lesfase 'aan de slag'). De evaluatie (lesfase 'terugkijken') doet u weer samen. De derde groep bestaat uit kinderen die veel moeite hebben met de leerstof. Zij hebben meer begeleiding nodig dan de eerder genoemde groepen. Het beste kunt u de instructie verlengen (extra herhaling op een lager tempo) en een aantal onderdelen uit de lesfase ‘aan de slag’ ook nog begeleiden. Deze kinderen krijgen dus meer begeleiding en verwerken minder leerstof zelfstandig.

  4. Zorg voor voldoende hulpmaterialen om de instructie aan te bieden. Bij Taal in beeld staan de instructiemomenten per les in het taalboek. De leerlingen kunnen het zelf lezen of u gebruikt de tekst die er staat als basis van de door u gegeven mondelinge uitleg. Maakt u gebruik van de leerkrachtassistent Taal in beeld, dan kunt u dit alles ook groot op het elektronisch schoolbord projecteren. Dit is vooral makkelijk wanneer het instructiemoment gericht is aan meerdere kinderen tegelijkertijd. Bij Spelling in beeld staan de instructiemomenten (per spellingprobleem) beschreven op uitlegkaarten. Bepaal vooraf hoeveel sets u hiervan nodig heeft, zodat een eventueel tekort aan deze kaarten de kwaliteit van de instructie niet kan ondermijnen.

  5. Maak afspraken over het zelfstandig werken. Tijdens de meeste lessen met Taal in beeld, zullen er kinderen zelfstandig werken. Om dit succesvol en organisatorisch goed te laten verlopen, is het nodig dat er afspraken gemaakt worden. Denk met name aan zaken als wat kinderen moeten doen die niet verder kunnen, het geluidsniveau waarop overleg mag plaatsvinden, etc.

  6. Bepaal wat leerlingen die klaar zijn kunnen gaan doen. Differentiëren tussen kinderen betekent vaak dat ze in hun eigen tempo door de les gaan. Een gevolg hiervan is dat sommige kinderen eerder klaar zijn dan andere. Geef vooraf aan wat kinderen die klaar zijn kunnen gaan doen. Denk hierbij als eerste aan de extra opdracht aan het einde van iedere les. Vervolgens zouden ze verder kunnen gaan met de plustaken: Taalmaker of het computerprogramma Woordenschat Taal in beeld of het softwareprogramma Spelling in beeld.

  7. Bepaal hoe u de software in wilt zetten. Taal in beeld bevat 3 softwareonderdelen: de computerprogramma's Woordenschat Taal in beeld, Spelling in beeld en de computerbladen bij de plustaken uit Taalmaker. U kunt ervoor kiezen om deze software-onderdelen als herhalings- of plustaken in te zetten na de toetstaak en het controledictee, maar het ligt meer voor de hand om ze ook al tijdens de basislessen in kunnen zetten. U zult dan wel moeten bepalen en plannen hoe u dit met een beperkt aantal computers organisatorisch kunt regelen.

  8. Anticipeer op de toetstaak, het controledictee en de herhalingstaken. Een blok in Taal in beeld duurt vier weken. De eerste 3 weken worden de basislessen gegeven, waarna in het begin van de vierde week de toetstaak (taal) en het controledictee (spelling) volgen. Op basis van de resultaten kunnen de kinderen verder gaan met herhalingstaken (bij een onvoldoende op onderdelen) of plustaken (bij alles voldoende). U kunt alle resultaten voor alle kinderen in overzichtschema's gaan plaatsen, maar u kunt hier ook selectiever mee omgaan. Het is in ieder geval belangrijk goed zicht te houden op welke onderdelen kinderen minder presteren. Deze kunnen dan in week 4 van het blok nog uitgebreid aan de orde komen, bijvoorbeeld met de leerspellen Woordkenner en Spellingspoor. Bij spelling is het ook mogelijk om de toetsing elektronisch te doen. Het grote voordeel is dan dat de computer nakijkt, analyseert, registreert en vervolgens een hulpprogramma op maat klaarzet. Bij het computerprogramma Woordenschat Taal in beeld heeft u vergelijkbare mogelijkheden.

    Jos Cöp

1 opmerking:

  1. Geweldig Jos, dat dit beschikbaar is voor scholen en begeleiders. Ik vraag me wel af in hoeverre er gebruik van gemaakt wordt. Gezien de reacties nog niet of nauwelijks. Ik ga er mee aan de slag en zal mijn ervaringen laten weten.

    BeantwoordenVerwijderen