donderdag 14 november 2013

Hoe ziet de leerlijn werkwoordspelling eruit in Spelling in beeld 2?

Werkwoordspelling is een belangrijk gedeelte van het spellingonderwijs. Iedere zin in de Nederlandse taal bevat werkwoorden en de fouten die erbij gemaakt worden zijn talrijk. Toch is de werkwoordspelling helemaal niet zo ingewikkeld als vaak gedacht wordt. De meest gemaakte fouten zijn verwarringsfouten, waarbij verschillende vormen door elkaar gehaald worden. Met een goed doordachte opzet kan een spellingmethode dat aantal flink terugbrengen. In dit artikel zullen we de opzet van de leerlijn werkwoordspelling in Spelling in beeld 2 toelichten.

De leerlijn werkwoordspelling begint in Spelling in beeld 6a. Aan het eind van Spelling in beeld 7b hebben de leerlingen geleerd zo goed als alle werkwoordvormen correct te schrijven. In Spelling in beeld 8a en 8b  wordt veel geoefend met het schrijven van allerlei werkwoordvormen. De leerlijn werkwoordspelling wordt in Spelling in beeld 8b afgerond. In dat deel komt nog de spelling aan de orde van een aantal werkwoorden die aan het Engels zijn ontleend.

De leerlijn werkwoordspelling rust op de volgende pijlers:
• Leerlingen denken bij het schrijven van werkwoordvormen steeds: Is het een persoonsvorm of niet?
• Ze beseffen dat ze bij het schrijven van persoonsvormen de keus hebben uit slechts vijf vormen.
• Voor andere werkwoordvormen dan persoonsvormen gelden de gewone spellingregels.

Vijf persoonsvormen
Bijna alle werkwoorden hebben vijf persoonsvormen. Vooral de volgende persoonsvormen leveren problemen op:
-          In de tegenwoordige tijd zorgen de ik-vorm en de hij-vorm van werkwoorden op ~den, zoals vinden en worden, voor veel problemen. Voor leerlingen is het verwarrend om twee woorden die hetzelfde klinken de ene keer als vind, de andere keer als vindt te moeten schrijven.
-          In de verleden tijd levert de spelling van de zwakke werkwoorden de meeste problemen op, vooral bij vormen als ik praatte en wij wachtten. De leerlingen leren: als de ik-vorm in de tegenwoordige tijd op een medeklinker van t kofschip eindigt, dan komt achter de ik-vorm tt te of ten te staan. Eindigt de ik-vorm op een andere letter, dan is de uitgang  de of den.
-          Een derde probleem waar de meeste leerlingen moeite mee hebben, is de spelling van werkwoorden waarvan de hij-vorm tt hetzelfde klinkt als de deelwoordvorm (gebeurt/ gebeurd, vertelt/ verteld).

Geen persoonsvorm? Dan gelden de gewone spellingregels.
Als een  werkwoordvorm geen persoonsvorm is, gelden de gewone spellingregels. Die gelden bijvoorbeeld ook voor het voltooid deelwoord en het daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoord (de gemelde schade, de geredde zwemmer). Die woorden worden gewoon geschreven volgens de regels voor bijvoeglijke naamwoorden en voor woorden met meer lettergrepen.
(Alleen voor de bijvoeglijke naamwoorden die zijn afgeleid van een voltooid deelwoord op ~en geldt een aparte regel: anders dan bij andere bijvoeglijke naamwoorden blijft de n van het deelwoord staan.)

Opbouw
De leerlijn werkwoordspelling in de methode Spelling in beeld kent
de volgende opbouw:

6a
  • werkwoorden herkennen;van allerlei werkwoorden de drie persoonsvormen tt schrijven.
6b:
  • persoonsvormen van werkwoorden op ~den;
  • verder oefenen met de drie persoonsvormen tt.
7a:
  • sterke en zwakke werkwoorden;
  • regel van ’t kofschip;
  • van allerlei werkwoorden de vijf persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) schrijven;
7b:
  • van zwakke werkwoorden op ~ten en ~den de vijf persoonsvormen schrijven
  • voltooid deelwoord schrijven;
  • werkwoordvormen schrijven waarvan de hij-vorm tt hetzelfde klinkt als de deelwoordvorm (gebeurt/ gebeurd, vertelt/ verteld);
  • van deelwoorden afgeleide bijvoeglijke naamwoorden schrijven;
8a:
  • oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen;
8b:
  • oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen;
  • werkwoordvormen van werkwoorden die aan het Engels ontleend zijn.


Schema werkwoordspelling
De verschillende werkwoordvormen worden ook in een schema weergegeven.
Dat is geen beslisschema dat bedoeld is om leerlingen via ja/ nee-vragen naar de juiste spelling van werkwoordvormen te leiden.
Het belangrijkste doel van het schema is: laten zien dat werkwoordspelling in beginsel een overzichtelijk geheel is. Dat doet het schema door steeds de persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) centraal te stellen en daarnaast aanvullende informatie te geven over de andere werkwoordvormen.

Het werkwoordschema wordt digitaal verspreid. Het is ook bedoeld om in de klas digitaal aan te bieden.
Het voordeel daarvan is dat de leerlingen niet steeds alle informatie over werkwoorden tegelijk zien: u kiest elke keer het deel van het schema dat u wilt behandelen. De rest van het schema is dan niet, of niet duidelijk zichtbaar. Een ander voordeel is dat u op het digibord gefaseerd kan laten zien hoe persoonsvormen gevormd worden. Zo zien de leerlingen dat hij wordt niet gevormd wordt door dt achter hij wor te plaatsen, maar doordat achter de ik-vorm ik word een t komt, net als bij de andere werkwoorden.

Met de Leerkrachtassistent kunt het schema van veel bestaande werkwoorden tonen. Veel schema’s van werkwoorden zijn al ingevoerd en dat aantal zal regelmatig uitgebreid worden. Daardoor kunt u in uw lessen instructie geven aan de hand van steeds verschillende voorbeeldwerkwoorden. Als een leerling een vraag heeft over een bepaald werkwoord, hoeft u meestal niet te verwijzen naar een ander werkwoord dat op dezelfde manier vervoegd worden. Veel leerlingen hebben moeite om te begrijpen wat bedoeld wordt met de mededeling dat hij raadt net zo gespeld wordt als hij wordt.

Jeske Heezemans (editor Spelling in beeld)
Paul Stapel (auteur Spelling in beeld)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten