dinsdag 14 december 2010

Taal, Spelling en Lezen in beeld voldoen volledig aan de referentieniveaus.

Sinds 1 augustus 2010 is de wet ‘Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen’ in werking getreden. Dit referentiekader vormt in de toekomst de basis voor lesmethoden, leermiddelen en toetsen/examens. Af en toe bereikt ons de vraag of de methoden Taal, Spelling en Lezen in beeld voldoen aan de eisen die hierin gesteld worden. Uit meerdere onafhankelijke bronnen, te weten de Onderwijsinspectie en de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), blijkt dat dit volledig het geval is. Meer dan dat zelfs. Ze bieden de basisschoolstof die genoemd wordt in referentieniveaus volledig aan en daarnaast nog veel meer. Referentieniveau 1F (het fundamentele niveau aan het einde van de basisschool) en 2F/1S  (het streefniveau voor de basisschool) wordt volledig afgedekt en zelfs een fors gedeelte van referentieniveau 3F komt aan de orde.



Afbeelding: het referentiekader doorlopende leerlijnen.

Deze opmerking is overigens weinig verrassend, want de leerstof voor de basisstof gaat helemaal niet veranderen onder invloed van het referentiekader taal en rekenen. De heer Leon Henkens, hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra, verwoordde het onlangs als volgt:

“De referentieniveaus op zich brengen geen nieuwe eisen met zich mee. Het zijn namelijk uitwerkingen van de kerndoelen en deze veranderen niet. Het onderwijsaanbod moet aangepast zijn op de referentieniveaus. Inhoudelijk is het huidige aanbod - methodes en programma’s - echter al grotendeels in lijn met de referentieniveaus. Invoering van de referentieniveaus is voor ons dan ook geen reden om anders te gaan werken. In ons huidige toezicht gaan wij immers al na of het aanbod van scholen dekkend is voor de kerndoelen.” (Bron: PO-raad, oktober 2010)

Dezelfde conclusies komen ook uit materiaalanalyses in opdracht van de SLO. Hierbij zijn alle taalmethodes gescreend op basis van de referentieniveaus taal. Aangetoond wordt dat vrijwel alle moderne taalmethoden voor het basisonderwijs prima aansluiten bij het nieuwe referentiekader inzake de doorlopende leerlijnen. (Bron: Ekens & Jager, december 2009; in opdracht van de SLO).

Een kritische kanttekening bij dit rapport is wel dat alle leesmethoden ‘vergeten’ zijn. De taalmethoden zijn geanalyseerd vanuit de vier domeinen bij de referentieniveaus taal, te weten mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven en begrippenlijst / taalverzorging.

De analisten zijn ervan uitgegaan dat het domein lezen in het basisonderwijs is ondergebracht in taalmethoden. Niets is minder waar. Lezen valt uiteen in technisch lezen en begrijpend/ studerend lezen. De praktijk is dat de leerstof voor deze vakgebieden in aparte methoden wordt aangeboden, niet in taalmethoden.
De methode Taalleesland (ThiemeMeulenhoff) is de enige methode waarin de leerstof voor taal en voor begrijpend lezen geïntegreerd wordt aangeboden. In alle overige methoden is de leerstof voor taal en lezen gescheiden. Dit staat los van het gegeven dat in alle taalmethoden lezen een rol speelt; taalonderwijs zonder leesactiviteit is nu eenmaal ondenkbaar. De inhouden uit het referentiekader komen dus niet alleen in de taallessen aan de orde, maar ook in de lessen technisch lezen en begrijpend / studerend lezen. In de analyse hadden dus ook de leesmethoden meegenomen moeten worden. Helaas is dit niet het geval geweest.

De wettelijke basis achter referentiekader doorlopende leerlijnen is een zeer goede stap in de richting van betere doorstromingsmogelijkheden voor alle leerlingen. Het is geen vernieuwing, maar pragmatische verbetering waarbij het uitstroomniveau van het ene schooltype beter aan gaat sluiten bij het instroomniveau van het volgende schooltype.

In praktijk zal er in het leerstofaanbod voor groep 1 tot en met 6 helemaal niets veranderen, als het tenminste gebaseerd is op de nieuwste kerndoelen en opgebouwd conform de tussendoelen beginnende en gevorderde geletterdheid. Maar ook in het leerstofaanbod voor groep 7 en 8 zal weinig verandering komen. Alleen zullen een aantal stukken leerstof, waarbij er altijd al twijfel is geweest of het eigenlijk wel past bij een basisschoolleerling, verschoven worden naar een hoger referentieniveau. Denk bijvoorbeeld aan het schrijven van de tussen-n in samenstellingen of het maken van een samenvatting van een complexe tekst.

In het verschuiven van de leerstof naar een hoger referentieniveau schuilt wel een gevaar. Het risico is dat deze leerdoelen in de praktijk aan veel leerlingen niet meer aangeboden gaan worden op de basisschool. De expertgroep doorlopende leerlijnen (samenstellers van het hoofdrapport Drempels weg, ook wel commissie Meijerink) zijn hier heel duidelijk over. Het is zeker niet de bedoeling om leerstof waarvan het beheersingsniveau gekoppeld wordt aan een hoger referentieniveau, niet meer aan te bieden op de basisschool. Hiermee zou leerlingen de mogelijkheid worden ontnomen om te functioneren op een hoger ontwikkelingsniveau. Daarnaast zou het ook betekenen dat de verwachtingen op een lager niveau komen te liggen. Het niet aanbieden van deze leerstof zou dan dus kunnen leiden tot een feitelijke verlaging van het niveau van het basisonderwijs. Iets dat volledig onwenselijk is.

Maar ook vanuit een andere invalshoek is het duidelijker dat ‘hogere’ leerstof niet zomaar weggelaten mag en kan worden uit het aanbod. Complexere leerstof vraagt vaak meer leertijd om tot beheersing te komen. Met name leerlingen die meer tijd nodig hebben om de stof te gaan beheersen, komen dan in de knel. Zij moeten straks in veel minder leertijd de doelen wel gaan bereiken. Complexe onderdelen van de werkwoordspelling, liggen bijvoorbeeld op een hoger referentieniveau. Zo is de tegenwoordige tijd 2e persoon of 3e persoon achter de persoonsvorm (word jij ziek, wordt je broer, wordt je de toegang ontzegd) niet terug te vinden op referentieniveau 1F maar op 2F. Dit is gebeurd omdat heel veel leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs enorm veel moeite hebben om met dit onderdeel. Bij veel kinderen duurt het lang voordat ze het beheersen. De oplossing is daarom zeker niet om het in het basisonderwijs alleen maar aan te bieden aan de betere leerlingen.

Natuurlijk is er hier en daar discussie over de indeling van de referentieniveaus. Maar de indeling biedt wel houvast. Van leerstof op een hoger referentieniveau mag niet zomaar worden aangenomen dat alle kinderen het aan het eind van groep 8 zullen beheersen. Vanuit het perspectief van de leerstofopbouw en de verwachtingen ten aanzien van de inhoud van methodes is de conclusie echter wel duidelijk. Gooi geen traditionele basisschoolleerstof overboord omdat het niet meer tot niveau 1F behoort, maar kijk wel gedifferentieerd naar kinderen als het gaat om het bereiken van deze hogere leerstofdoelen bij het verlaten van de basisschool.

Samengevat: methoden die voldoen aan de kerndoelen en opgebouwd zijn conform de tussendoelen beginnende en gevorderde geletterdheid, voldoen volledig aan het leerstofaanbod inzake het referentiekader doorlopende leerlijnen. Voor Taal, Spelling en Lezen in beeld is dit het geval. Ze zijn zeer recent, op basis van de nieuwste versies van deze doelen, ontwikkeld. Een solide en toekomstvaste basis dus en daarmee ook volledig in lijn met de gedachte achter de doorlopende leerlijnen: drempels weg en ruim baan voor een succesvolle schoolloopbaan voor alle kinderen.

Bronnen:
PO-raad, oktober 2010 (nieuwsbrief). Referentieniveaus taal en rekenen. Breng uw leerlingen op een hoger niveau.
Ekens & Jager, december 2009. Referentieniveaus in taal- en rekenmethodes. Spoorboekje. Enschede: SLO.
Meijerink, H. e.a., 2008. Over de drempels met taal en rekenen. Hoofdrapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. Enschede: Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen.

Jos Cöp

1 opmerking: