Taal in beeld bevat methodegebonden toetsen. Deze zijn
primair bedoeld om te bepalen of leerlingen de stof van het voorafgaande blok
beheersen. Het zijn dus beheersings- of criteriumtoetsen die een antwoord moeten
geven op de vraag: zijn de doelen reeds bereikt of moet er nog stof worden
herhaald? Taal in beeld hanteert bij de beheersingstoetsen een norm van 80%.
Dit betekent dat er bij meer dan twee fouten in de toets geadviseerd wordt om
nog leerstof te herhalen met herhalingstaken. Dat is een hoge norm, omdat we
liever onnodig extra herhalen, dan niet herhalen terwijl eigenlijk de leerstof
nog niet begrepen wordt.
We merkten dat veel scholen
meer willen met deze beheersingstoetsen. Ze willen, en dat is uiteraard
begrijpelijk, er een cijfer aan koppelen voor het rapport. Dan hebben we echter
te maken met een andere verwachting ten aanzien van de toets. Deze moet dan
niet op basis van een hoge norm aangeven of er nog herhaald moet worden, maar
aangeven hoe goed een kind is ten opzichte van andere leerlingen. Eigenlijk ten
opzichte van alle andere leerlingen in Nederland. Geen enkele methode in
Nederland kan dit doen, want het vergt zeer langdurig normeringsonderzoek om
dit betrouwbaar vast te stellen. Veel langer dan de ontwikkeltijd van een
methode toelaat. De enige veelgebruikte toetsen die dit waar kunnen maken, zijn
de niet-methodegebonden LVS-toetsen van het Cito. Daarom adviseren wij ook om
naast de methodetoetsen gebruik te maken van deze toetsen. Want hiermee worden vaardigheidsscores
bepaald waarmee u de prestaties van individuele leerlingen betrouwbaar met
elkaar kunt vergelijken. U ziet dit bijvoorbeeld terug in de Cito-functioneringsniveaus
I tot en met V. Niveau I staat voor de 20% hoogst scorende leerlingen en niveau
V voor de 20% laagst scorende leerlingen. Zeer waardevolle informatie als
aangeven moet worden hoe goed een individueel kind op een bepaald moment
presteert.
Maar kan met behulp van een methodetoets dan helemaal geen
uitspraak gedaan worden over de prestaties van een kind binnen het
taalonderwijs? Dat kan wel, maar minder nauwkeurig dan de Cito-LVS-toetsen dat
doen. Doordat de meeste Taal in beeld-scholen tegenwoordig digitaal toetsen,
krijgen wij heel veel (geanonimiseerde) toetsscores in onze database. Daarmee
kunnen we een gemiddelde score bepalen en aangeven of een kind beter of
slechter presteert dan dit gemiddelde. Het denkbeeldige gemiddelde krijgt dan
een 6-score en leerlingen die beter scoren stoten door naar een 7, 8, 9 of 10.
Of, bij slechtere scores, een 5 of minder. Zo worden de cijfers geschikt voor
rapporten.
Nogmaals: de norm die hoort bij dit soort vaardigheids- of
normtoetsen moet dus bepaald worden vanuit de gemiddelde score en niet vanuit
een vaste 80%-norm zoals bij de methodegebonden beheersingstoetsen. Anders is
de kans dat leerlingen en leerkrachten tekortgedaan worden heel groot. Bij
moeilijke leerstof en toetsopgaven zou dan een beeld kunnen ontstaan dat
leerlingen slecht presteren en/of leerkrachten slecht lesgeven omdat de
80%-norm niet gehaald wordt. Dit zou een slechte zaak zijn, want het is goed mogelijk
dat een toetsprestatie ónder die norm nog steeds een prestatie is die ver bóven
het gemiddelde zit. Daarom bewaken wij vanuit alle verzamelde toetsscores in onze
database hoe we de koppeling met de rapportcijfers het meest betrouwbaar kunnen
maken. Indien nodig wordt deze norm dan ook licht bijgesteld.
Samenvattend hangt het bepalen van een norm samen met het
doel waarmee je toetst. Is dit om te bepalen of er herhaald moet worden? Ga dan
uit van een hoge norm van 80%. Is dit om aan te geven hoe goed een kind is? Vergelijk
de prestatie dan met het gemiddelde. Aangezien het voor u lastig en tijdrovend
is om dit iedere keer opnieuw te doen, hebben wij dit in de
leerkrachtassistent/toetssite van Taal in beeld al voor u geregeld. Want wij vinden
dat een methode bedoeld is om de leerkracht zoveel mogelijk werk uit handen te
nemen. Ook als het gaat om toetsen en rapportcijfers berekenen. Soms bereiken
ons berichten van individuele scholen die melden dat de cijfers best hoog
liggen. Uiteindelijk kunnen we deze scholen geruststellen. Dit heeft niet te
maken met een probleem ten aanzien van de norm, maar het is het gevolg van goed
onderwijs. Een felicitatie meer dan waard!